
Jurisprudentie
BI8446
Datum uitspraak2009-06-17
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808073/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808073/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan A.M. Wonen B.V. vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 26 woningen op de percelen Katoenstraat 7 tot en met 41 oneven en de percelen Industrieweg 29 tot en met 35a oneven te Deurne (hierna: de percelen).
Uitspraak
200808073/1/H1.
Datum uitspraak: 17 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 augustus 2008 in zaken nrs. 08/2259 en 08/2745 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan A.M. Wonen B.V. vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 26 woningen op de percelen Katoenstraat 7 tot en met 41 oneven en de percelen Industrieweg 29 tot en met 35a oneven te Deurne (hierna: de percelen).
Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 15 april 2008 gewijzigd en daaraan het "Inrichtingsplan parkeren" ten grondslag gelegd, en dat besluit voor het overige gehandhaafd.
Bij uitspraak van 28 augustus 2008, verzonden op 25 september 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en A.M. Wonen B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. ing. C.G.M. Claessens, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting A.M. Wonen B.V., vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Utrecht, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.1.1. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en hij van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.1.2. Bij zijn beslissing om van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, al dan niet gebruik te maken, komt de voorzieningenrechter aanzienlijke beoordelingsruimte toe. Aangezien toestemming van partijen niet was vereist, kwam aan het verzoek van [appellant] ter zitting bij de voorzieningenrechter om aan de bepaling geen toepassing te geven, geen doorslaggevende betekenis toe.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, kan geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de voorzieningenrechter zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kon bijdragen aan de beoordeling van de zaak. [appellant] heeft niet aangegeven op welke zijns inziens essentiële punten, de voorzieningenrechter ten onrechte niet zou zijn ingegaan.
Het betoog faalt.
2.2. Het bouwplan is in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Uitbreidingsplan Sint Jozef" en "Uitbreidingsplan in hoofdzaken", op grond waarvan op de percelen de bestemmingen "Bebouwde kom in stedenbouwkundige zin" respectievelijk "Terrein bedoeld voor handel en Nijverheid" en "Landgoed" rusten. Teneinde bouwvergunning voor het bouwplan te kunnen verlenen, heeft het college krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.3. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan de bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan het college.
2.4. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten voor het bouwplan vrijstelling te verlenen. Hiertoe voert hij aan dat een deel van de voorziene parkeerplaatsen niet kan worden gerealiseerd conform het bij het besluit van 15 april 2008 behorende "Inrichtingsplan parkeren" van 30 november 2007, omdat daarvoor geen ruimte beschikbaar is. Voorts voert hij aan dat de met het ten tijde van het bestreden besluit vastgestelde bestemmingsplan "Spoorzone" beoogde herstructurering van het gebied rond de percelen financieel onuitvoerbaar is, alsmede dat het bestemmingsplan en het bouwplan leiden tot vermindering van de waarde van zijn eigen percelen. Tot slot voert hij aan dat ingevolge het bestemmingsplan op de percelen de bestemming "Woondoeleinden" rust, hetgeen niet past binnen het bestaande bedrijfsmatige karakter van het omliggende gebied.
2.4.1. Bij brief van 17 december 2008 heeft het college een inhoudelijke toelichting van een verkeersdeskundige op het "Inrichtingsplan parkeren" en de uitvoering daarvan in het geding gebracht. Hieruit blijkt dat het college bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid aansluiting heeft gezocht bij de normen uit de "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (hierna: ASVV 2004)" van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW). Voor het oordeel dat, uitgaande van de van de voorziene herinrichting van de betrokken wegen, onvoldoende ruimte bestaat om in de aan de hand van de ASVV 2004 vastgestelde behoefte van 1,5 parkeerplaatsen per goedkope woning en 1,7 parkeerplaatsen per middeldure woning te voorzien, bestaat gelet op bedoelde toelichting geen grond. Voor zover bestaande bebouwing thans in de weg staat aan realisatie van parkeerplaatsen aan de noordoostzijde van de Katoenstraat, is voorzien in een tijdelijke oplossing. Deze parkeerplaatsen kunnen ten zuidoostzijde van deze straat worden gerealiseerd door middel van zogeheten haaksparkeren. Gelet hierop, is voldoende komen vast te staan dat het "Inrichtingsplan parkeren" daadwerkelijk kan worden uitgevoerd, zodat bij realisatie van het bouwplan in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
Voorts heeft [appellant] zijn stelling dat het bouwplan leidt tot een vermindering van de waarde van zijn eigen percelen niet nader onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft reeds daarom terecht geoordeeld dat niet valt in te zien dat het bouwplan zal leiden tot waardevermindering. Bovendien heeft de voorzieningenrechter in dit verband terecht overwogen dat [appellant] de mogelijkheid heeft een aanvraag om planschadevergoeding bij het college in te dienen.
Tot slot heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat de in beroep aangevoerde gronden die zich richten tegen de met het bestemmingsplan "Spoorzone" beoogde herstructurering van het betrokken gebied, buiten het bereik van deze procedure vallen. Dat geldt bijvoorbeeld de gestelde financiële onuitvoerbaarheid van bedoeld bestemmingsplan, nu de financiële uitvoerbaarheid van het bouwplan niet wordt betwist.
Gelet op het vorenstaande, is de voorzieningenrechter terecht tot de slotsom gekomen dat het college voor het bouwplan in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2009
357-593.